Je bent een Joodse ouder en je bent opgepakt om naar Westerbork te worden gebracht. Op dit moment moet je wachten in de Hollandsche Schouwburg. Het is er warm en er is veel lawaai. Er zijn niet genoeg wc’s. Dus het is er vies en het stinkt. Je draagt je baby’tje tegen je aan. Het huilt, want er is geen bedje om in te slapen. Dan krijg je te horen dat alle kinderen tot 13 jaar naar de overkant moeten worden gebracht. Daar is een crèche en daar worden alle Joodse kinderen verzorgd. Er zijn kinderverzorgsters, genoeg bedden en genoeg eten. Opeens staat er een kinderverzorgster voor je. Ze heeft een vraag.

De gesproken tekst wordt verteld door Sieny Kattenburg, een van de kinderverzorgsters die heeft geholpen bij het wegsmokkelen van de kinderen.



Wat doe je?

A

Je geeft je kindje mee aan deze aardige kinderverzorgster. Je vertrouwt haar en zo heeft je kindje kans op een beter leven. Wat moet een baby’tje in een werkkamp?

B

Je neemt je kindje mee op transport. Het is het beste voor je kind en voor jou dat jullie samenblijven. Samen zullen jullie het wel redden.

Consequentie A

Je kindje gaat onderduiken en komt terecht op het Friese platteland. Daar heeft het veel meer kans om te overleven. Helaas is de kans dat jij het overleeft een stuk kleiner.

Consequentie B

Als gezin gaan jullie eerst samen naar concentratiekamp Westerbork. Van daaruit reizen jullie samen verder naar een kamp in het oosten. In de kampen in het oosten worden de mannen en de vrouwen van elkaar gescheiden. Kleine kinderen blijven bij hun moeder. Vaak worden moeder en kind meteen bij aankomst in het kamp naar de gaskamer gestuurd. De kans dat het hele gezin de oorlog en de kampen overleeft, is zeer klein.