Sam Olij te midden van zijn zoons Jan en Kees Olij. Net als hun vader waren Jan en Kees goede amateurboksers en net als hun vader werden zij lid van de NSB. Zij meldden zich ook aan bij de SS.
Volgens Van de Water was Olij verantwoordelijk voor de arrestatie van honderden Joden en beroofde hij ze ook. Na de oorlog werden de Joodse bezittingen die de bokser had verzameld op straat uitgestald. Die spullen vormden gezamenlijk een rij van twintig meter. “Hij nam zelfs een huis van een van de Joden die hij arresteerde in gebruik.”
“Kort na de bevrijding werd Sam Olij opgepakt, vastgezet en berecht. Hij werd ervan beschuldigd talrijke Joden te hebben opgespoord, gearresteerd, meegenomen en ter beschikking van de Duitsers te hebben gesteld. Olij zelf kwalificeerde het jagen op en het ophalen van Joden voor deportatie als:
‘De misselijkste, verfoeilijkste, wreedste arbeid, die ooit door mensen is verricht.’
Hij had naar eigen zeggen dat werk met grote tegenzin en uitsluitend in opdracht van zijn meerderen uitgevoerd. Hij wist bij zijn aanstelling naar eigen zeggen ook niet wat de Zentralstelle inhield en wat er daar van hem verwacht werd. Toen hij daarachter kwam, vroeg hij, zo verklaarde hij voor het Gerechtshof, overplaatsing aan. Dat werd hem echter geweigerd.”
“… Op 21 april 1949 diende zijn (Sam Olij, red.) zaak opnieuw bij de Bijzondere Raad van Cassatie. De procureur-fiscaal vond ‘gezien de zeer beperkte geestelijke horizont van verdachte’ een gevangenisstraf van vijftien jaar een terechte straf. Hij achtte de mishandelingen weliswaar bewezen, maar hij zag Olij niet als een Jodenvervolger van het ergste soort. Op 18 mei 1949 kreeg Olij te horen tot welke slotsom de Raad was gekomen. De door Olij gepleegde misdrijven kwalificeerde de Raad wel als zeer ernstig, maar toch niet zwaar genoeg voor de doodstraf. De Raad volgde ook de conclusie van het psychiatrisch onderzoek, namelijk dat Olij…
‘…een man [is] met een primitieve persoonlijkheidsstructuur en beperkten gezichtskring, die door zijn sportsuccessen maatschappelijk is opgeklommen en de betrekking van politieagent heeft verworven.’
In dat licht vond de Raad het ook wel enigszins verklaarbaar dat Olij de propaganda van de NSB niet kon weerstaan en zich ging gedragen als een politieman die slaafs bevelen uitvoerde, ook als die bevelen misdadig waren. De Raad legde Olij een gevangenisstraf op van vijftien jaar, maar daar ging ter gelegenheid van het jubileum van koningin Wilhelmina meteen een jaar van af.”
In hoeverre kan een mens verantwoordelijk worden gesteld voor zijn eigen daden?
Foto van Sam Olij uit 1928. Tijdens de Olympische Spelen in Amsterdam is Olij vaandeldrager namens de Nederlandse sporters. Olij is te zien achter de man met het bordje Holland.
Sam Olij was een Nederlandse bokser die tijdens de Olympische Spelen van 1928 namens Nederland mocht meedoen. In de kwartfinale werd hij uitgeschakeld. Zijn succes als (amateur)bokser bezorgde Olij een betaalde baan. Hij werd aangenomen als straatagent bij de Amsterdamse politie, ondanks zijn korte schoolloopbaan en zijn beperkte intelligentie.
Na de Duitse inval in mei 1940 werd Olij al snel lid van de NSB. Dat was beter voor zijn carrière. Opleiding en ervaring waren nu minder belangrijk voor je carrière dan een lidmaatschap bij de NSB.